Trassi is een gefermenteerde garnalenpasta en voor wie het niet kent, klinkt dit misschien niet heel aantrekkelijk om te gebruiken. Toch is het een heel fijn ingrediënt om te gebruiken en echt onmisbaar in de Indische keuken.
TRASSI
Toen ik voor het eerst een potje met trassi opendraaide, wilde ik het eigenlijk niet eens meer gebruiken. De geur van trassi vind ik echt niet lekker, echt helemaal niet, en ik dacht dat het nooit goed zou kunnen gaan in mijn Javaanse bami. Gelukkig heb ik me niet teveel laten ontmoedigen door de geur en het gewoon gebruikt, want het is heerlijk.
In Nederland kun je het kopen onder de naam trassi, trassie of garnalenpasta. Soms zie je ook terasi(e) en belachan staan. Maar meestal vind je het gewoon onder de naam trassi(e). In de supermarkt vind je het bij de internationale keuken en anders kun je het ook altijd kopen bij een toko.
De gedroogde trassi kun je kopen in blokjes, waarbij er weer heel veel verschil hoe droog de pasta is, en je kunt het kopen in potjes. Hierin zit vaak een meer vloeibare pasta en is minder droog. Tegenwoordig kun je ook trassi in poedervorm kopen, maar die ben ik nog niet tegengekomen.
Je hebt ook een stroperige vorm van trassi. Hierbij is de proces iets anders, want dan worden de garnalen eerst vermalen met zout, suiker en bloem en daarna wordt er een pasta gemaakt. Deze variant wordt dus niet gedroogd en blijft daardoor stroperig.
Hoe wordt het gemaakt?
Trassi is een gefermenteerde garnalenpasta van rauwe garnalen. De garnalen worden eerst vermengd met zout en dan begint het fermentatieproces. Overdag wordt het in de zon gelegd en ’s avonds wordt het dan weer in potten gedaan, dit proces duurt een paar dagen. De garnalen fermenteren steeds verder en na een paar dagen zijn ze bijna opgelost. Tijdens het indrogen, worden de garnalen vaak ook nog vermalen. Er blijft een brij over en deze wordt verder ingedroogd in de zon. Na het fermenteren en indrogen, wordt de pasta geperst tot blokken en wordt het nog meer ingedroogd.
Hoe moet je het gebruiken?
Belangrijk is om te weten of je trassi rauw is of al geroosterd. Als het geroosterd is, staat er op de verpakking ‘bakar’ en anders is het een rauwe trassi. In Nederland wordt meestal geroosterde trassi verkocht. Rauwe trassi kun je niet direct eten, maar moet je eerst nog roosteren voor gebruik. Het makkelijkste is om een heel klein beetje in een vlam te houden of in te pakken in aluminiumfolie en kort te roosteren in de oven. Mocht je een warm gerecht maken, waarbij de trassi kan meekoken, dan is het roosteren niet nodig, wel als je bijvoorbeeld een sambal wil maken.
Je gebruikt trassi in heel veel Aziatische en Indische gerechten. Hiervoor heb je maar heel weinig nodig, dus doe niet te scheutig met de pasta. Gebruik de pasta ook aan het begin van je kookproces, dan kan het nog even meekoken, en gebruik het niet als smaakmaker op het einde, zoals peper en zout.
Trassi wordt dus heel veel gebruikt in de Aziatische en Indische keuken, maar ook in de Chinese en Surinaamse keuken. Hierbij kun je denken aan curry’s, nasi, mie, boemboe’s en natuurlijk in sambal. De droge poedervariant kun je alleen gebruiken in gerechten waarbij je het mee moet koken, het is niet geschikt om te gebruiken in sambal.
Volg mij ook op Facebook, Instagram en Pinterest! Maak je een gerecht van Volg de kruimels? Dan vind ik het heel leuk om te horen wat je ervan vond. Laat een reactie achter, neem contact met me op of tag me op social media met #volgdekruimels!
Ga voor alle recepten naar de receptenindex!
Ik schrik er inderdaad een beetje voor terug moet ik bekennen…. Het klinkt inderdaad niet zo aantrekkelijk.